यच्चापि सर्वभूतानां बीजं तदहमर्जुन |
न तदस्ति विना यत्स्यान्मया भूतं चराचरम् || 39||

Yat Ch Api Sarva Bhutaanaam Bijam Tat Aham Arjuna ।
Na Tat Asti Binaa Yat Syaat Mayaa Bhutam Charaacharam ॥10-39॥

De Bhagavad Gita Hoofdstuk 10 Verse 39

Algemene betekenis:
O Arjuna, Ik ben, Dat, dat het zaad is van alle wezens, Er is geen wezen, dat zonder Mij kan bestaan.

Verklaring:
De bron van de schepping van alle wezens is ook de Energie van God. Geen wezen, roerend of onroerend, kan bestaan zonder God.

नान्तोऽस्ति मम दिव्यानां विभूतीनां परन्तप |
एष तूद्देशत: प्रोक्तो विभूतेर्विस्तरो मया || 40||

Na Antah Asti Mama Divyaanaam Bibhutinaam Parantapa ।
Esa Tu Uddesatah Proktah Bibhuteh Bistarah Mayaa ॥10-40॥

De Bhagavad Gita Hoofdstuk 10 Verse 40

Algemene betekenis:
O, Vernietiger van Vijanden, er komt geen einde aan mijn goddelijke heerlijkheden. Dit is een korte beschrijving van de omvang van Mijn goddelijke heerlijkheden.

Verklaring:
God is Oneindig, Almachtig, Alwetend en Alomtegenwoordig. Zijn omvang is eindeloos en beginloos. Het kan nooit volledig of volledig worden beschreven of besproken.

Met liefde en nederigheid,
Paramahansa Atmanandaji